Auteur: Len de Vries

Op veertienjarige leeftijd plakte uw auteur in zijn tienerkamertje zijn eerste strooimateriaal op een diorama. Veel dikke houtlijm en enkele zakjes neonkleurige gemalen kurk van het goedkope merk Quick. Later zag mijn hardboard plankje er in ieder geval kleurrijk uit, maar of het ook mooi was… Toen vond ik in ieder geval van wel.

Tegenwoordig hebben we de beschikking over een veelheid aan producten voor de scenerybouw. De laatste jaren hebben de fabrikanten van landschapsstoffering zich uitgesloofd om de meest uiteenlopende materialen voor het verfraaien van modelbanen op de markt te brengen. De bekende beurzen zijn meestal de uitgelezen locaties om landschapsproducten te scoren.

Het laatste decennium is er een markt ontstaan voor “exclusieve” materialen zoals die van Silflor (en Silhouette/MiniNatur), die mooi zijn, maar ook prijzig. Met wat inventiviteit en goedkoper spul zijn even goede resultaten te behalen, zoals ik in dit artikel hoop te laten zien.

Stoffering voor H0
Behalve de gerenommeerde grote fabrikanten zoals Busch, Faller, Woodland Scenics en Noch is er ook een aantal kleine producenten dan wel eenmansbedrijfjes zoals Anita Decor, Langmesser, Luft, Jeweha en Polák Models.

Gras van kunststofvezels is momenteel populair en ideaal om (inderdaad) gras na te bootsen. Dertig jaar geleden had je alleen Busch-doosjes met vezels, die ook nog eens heel moeilijk verkrijgbaar waren. We mogen ons dus gelukkig prijzen dat er een overvloedige keus is aan materialen in verschillende prijsklassen. Zelfs de ouderwetse grasmatten die iedere modelbaan in een oogwenk omtoverden in een biljarttafel hebben een facelift ondergaan en zijn tegenwoordig realistisch van textuur en kleur.

Andere schalen
Bouwers in schaal N kunnen dezelfde technieken hanteren als hier beschreven, zij het dat lange grasvezels van 6 mm lengte in schaal N wel erg lang worden (bijna één meter). Het best kun je de korte vezels van Polák Models gebruiken en de fijne versies van de schuimrubber vlokken van de diverse firma’s.

Bomen zijn gemakkelijk na te bootsen met takken zeeschuim. Foliage van Busch en Woodland Scenics zijn in schaal N goed te gebruiken. De groenten van Busch blijken in H0 al te groot, laat staan in schaal N, en voor TT idem dito. Voor de grotere schalen geldt meestal dat je gewoon meer textuur moet aanbrengen: de struiken zijn hoger en het gras is langer. Bomen zijn een stuk bewerkelijker en zullen bijna altijd zelf gemaakt moeten worden.

Braakliggende textuur
Op een diorama met een goederenloods hoort ook wat groen. Na het leggen van de rails en het strooien van ballast werd het grondoppervlak voorzien van een laag vulmiddel zodat de bodem niet meer geheel vlak is. De ondergrond kreeg een laag lichtbruine verf om het grondoppervlak na te bootsen.

Juist op het moment dat ik met het groen begon barstte het voorjaar los en was vanuit de trein het nieuwe, sappige loof overal langs het spoor te zien. Dat het voorjaar aanving was wel handig, want nu hoefde ik de textuur van het landschap niet zelf te verzinnen.

Het aardige van modelbouw is dat je de wereld om je heen heel anders leert beschouwen. Opeens viel op hoe rijk aan textuur het Nederlandse cultuurlandschap nog is. Lagen groen lijken over elkaar heen te groeien en een enkel laagje gestrooide grasvezels was duidelijk niet voldoende om dit na te bootsen. Wat ook opviel is dat er behalve groen toch nog aardig wat kleur in het landschap aan te treffen valt in de vorm van bloemen. In Nederland zul je bijna geen kaal, onbegroeid land ontdekken. Als aarde een maandje braak ligt groeit er al van alles op. Het modellandschap kreeg dan wel een laagje bruine verf, maar op het tuintje en het landweggetje na is daar uiteindelijk niet veel van te zien.

Schuimrubber vlokken
In de pre-modelbouwhistorie hadden we alleen gemalen kurk en IJslands mos om een modellandschap te stofferen. Onze Engelse broeders maakten van de nood destijds een deugd en verzonnen allerlei technieken om hun modelbanen te verfraaien. Zo gebruikten zij pluizig verband, uitgerafeld ondertapijt en in een bad met rubber gedompeld paardenhaar (rubberized horse hair). Het waren vrij ingewikkelde methoden, waarbij van de modelspoorder ook nog verwacht werd dat hij zelf met de verfpot aan de slag ging.

Dit soort technieken kwam in Nederland pas (zeer beperkt) in zwang toen de eerste Engelse modelbanen op Rail ’85 getoond werden en iets later het blad Model Railway Journal verkrijgbaar werd.

We waren hier al blij met de fijne schuimrubber vlokken van Woodland Scenics. De vlokken, door Woodland Scenery Turf genoemd (turf in het Engels betekent ook aarde), zijn nog steeds zowel verkrijgbaar als bruikbaar en worden in een veelheid aan tinten door diverse aanbieders op de markt gebracht. Ik vermijd de grovere versies; daar heb ik nog nooit iets moois mee kunnen maken gezien hun massieve uiterlijk. Een voorwaarde voor groen op een modelbaan is dat het licht en luchtig blijft.

Statisch gras
Het toeval wil dat de meeste merken hun kunststof grasvezeltjes betrekken van dezelfde Nederlandse producent. Deze firma levert over de hele wereld vezels in alle gewenste tinten en lengten. Probleem voor onze kleine eenmansbedrijfjes is dat er dan wel een halve container van het spul gekocht moet worden… Daarmee kun je heel wat modelbanen van groen voorzien.

De eerste laag gras werd aangebracht met de Gras-Master van Noch. Dit elektrostatische bevlokkingsapparaat is duur (ruim Ä 100,-), maar wel erg handig. Bent u niet van plan met zo’n apparaat aan de slag te gaan, dan kunt u er vrij eenvoudig zelf een maken met behulp van een elektrische vliegenmepper en een metalen theezeefje. Er staan diverse projecten op internet waarvan www.nproject.org/nl/modelspoor-scenery/statisch-gras-leggen-op-de-modelbaan.html er een is. Vóór de tijd van de Gras-Master deed ik het op de volgende wijze: de bodem werd ingesmeerd met houtlijm en de vezeltjes over de natte lijm uitgestrooid. Direct daarna hield ik de mond van een stofzuiger een centimeter of vijf boven de baan. De stofzuiger zuigt dan losse vezels meteen op en andere worden rechtop gezet. Zo krijg je toch verticaal gras. Door een pantykous over de mond van de stofzuiger te trekken kun je de vezeltjes ook opnieuw gebruiken.

Gebruik zo veel mogelijk lichte tinten, donkere dennengroene gedeelten passen niet als gras op een modelbaan. Meestal is het loof van bomen overigens het donkerst in een landschap. Tinten kunnen gemengd en in meerdere lagen vezeltjes over elkaar aangebracht worden om meer textuur te verkrijgen. Een beetje experimenteren op een plankje kan nooit kwaad: licht strooisel over donker geeft bijvoorbeeld een heel ander effect dan donker strooisel over licht.

Het diorama heeft nu zijn eerste laag gras en ziet er al een stuk aangenamer uit, tijd om het landschap verder te detailleren.

Verdere vergroening
De groene basislaag werd nu opgeleukt met meerdere lagen gras in andere tinten groen, gemalen schuimrubber strooisel van diverse fabrikanten en bloemen in de vorm van enige subtiel getinte vlokjes van Polák Models. Het over elkaar heen lijmen van lagen gras geeft een fraai effect. Hiervoor kun je dezelfde tint gebruiken, maar zoals een enkele blik op een weiland zal bevestigen is bijna alles mogelijk en kun je dagen besteden aan het detailleren van een landschap. Meestal wacht ik na een “grasapplicatie” een paar dagen om dan met een verse blik te bezien of alles naar genoegen is en er eventueel wat toegevoegd of weggehaald moet worden.

Struiken van trekspul
Gebladerte is verkrijgbaar in de vorm van foliage (de Engelse benaming hiervoor) en behalve voor bomen ook te gebruiken voor het vervaardigen van struiken. Foliage bestaat uit iets wat op een luchtig gevormde schuurspons lijkt, waar groene vlokken op aangebracht zijn. Die schuurspons is ook los verkrijgbaar bij Woodland Scenics onder de naam polyfibre en heel handig om struiken van te maken. Mijn echtgenote mag altijd graag met dit materiaal werken en heeft er de naam “trekspul” voor verzonnen.

Het trekspul moet zoveel mogelijk uitgeplozen worden. Bij het op de baan lijmen wordt het weer wat klonterig, maar met je vingers en een pincet kun je het na droging verder uitpluizen. Eventuele lelijke draden zijn met een nagelschaartje weg te knippen.

Verknipte landschapsmatten
De oude grasmat heeft de laatste jaren een transformatie ondergaan en diverse merken brengen nu fraai bevlokte exemplaren uit. Het probleem met die kant-en-klare matten is helaas wel dat ze moeilijk in je zelfgemaakte landschap te verwerken zijn.

Een van de methoden is de mat in stukjes knippen en als een puzzel weer in elkaar plakken. Dat geschiedde op het stukje grond tussen de loods en het schuurtje. Om wat meer variatie aan te brengen werd besloten hier een veldje te maken waar een gewas (geen idee welk) woekerde. De mat van Polák Model werd in stukken geknipt en de fragmenten min of meer losjes tegen elkaar gelijmd. De randen moest ik wegwerken met strooimateriaal.

Maïsveld van Busch
De laatste jaren is Busch uitgekomen met in plastic gegoten planten en groenten en aangezien ik daar nog nooit mee gewerkt had, werd een aantal doosjes aangeschaft.

Het is u misschien opgevallen dat het groen dat ik tot dusver creëerde een beetje “anoniem” was; het zijn geen echte modellen van bestaande struiken of planten. Een plukje uitgeplozen foliage kan van alles zijn, variërend van een begonia tot een Spaanse vlierbes. De plantjes van Busch zijn ontleend aan een groot voorbeeld en mogen niet detoneren met het eerder aangebrachte spul. Ze zijn ook iets te groot voor H0. In schaal S (1:64) zouden ze perfect passen, maar er zijn slechts een half dozijn modelspoorders in ons land die deze zeldzame schaal hanteren. Leuk is het allemaal wel, aan de slag dus maar.

Allereerst wilde ik een maïsveld naast het schuurtje. De maïs is van een flexibel soort plastic en wordt geleverd op een strookje met twintig planten. De bedoeling is dat je de stroken naast elkaar plant en er dan lijm en zand op smeert, zodat het lijkt alsof ze in de grond staan. Dat zag er veel te nauwkeurig uit en er werd een andere (natuurlijk tijdrovender) modus operandi verzonnen.

Allereerst moeten de kolven gelig geschilderd worden. Dat is eigenlijk onzin, want in het veld zijn de kolven bedekt met bladeren die net zo groen zijn als de plant zelf. Het ziet er echter wel aardig uit met die gele kolfjes. Gelukkig zitten er maximaal drie op een plant, dus heel veel werk is het schilderen niet.

Hierna werden de planten met de vingers en een pincet getordeerd. Het plastic kan aardig wat deformatie aan voordat het breekt. In het begin was ik hier heel voorzichtig mee totdat ik doorhad waarom: de afgeknipte modelplantjes lijken heel erg op thijm en dat is natuurlijk wel kwetsbaar. Vervolgens werden de stengels van de onderplaat geknipt, gaatjes geboord in de ondergrond en de maïsplanten stuk voor stuk met een pincet geplaatst. De planten staan een millimeter of zeven van elkaar; achteraf gezien had die afstand vijf millimeter mogen zijn, dan is het veld wat voller. Het duurde een hele dag om het maïsveldje te maken, maar het resultaat is zonder meer tevreden-stellend.

Hele grote bloemkolen
De gehele inhoud van een doosje kool van Busch verdween in het tuintje van nog geen 8 x 8 cm. De kolen moeten gemonteerd en nog wat vervuild te worden, anders zien ze er wel erg plasticachtig uit. Het zijn ook tamelijk flinke exemplaren. Alle groenten werden toen ze nog aan de gietboom zaten gewassen met verdunde zwarte verf en gedrybrushed met een lichte kleur om de details wat meer naar voren te halen. Vervolgens kan de groente in elkaar gezet worden. In het doosje zitten bloemkolen, groene en rode kolen, broccoli en kroppen sla.

Teksten bij foto’s:

1: Links turf van Woodland Scenics, in het midden korte en rechts lange grasvezels (6 mm), beide van Busch.

2: Links foliage van Woodland Scenics, midden links loof van Heki flor, midden rechts polyfibre van Woodland Scenics en rechts hetzelfde trekspul, maar nu iets uitgeplozen, bespoten met haarlak en bestrooid met groene turf van Woodland.

3: De eerste laag gras opgebracht met de Gras-Master.

4: Om meer textuur aan te brengen werden sommige plekken opnieuw met verdunde houtlijm ingesmeerd.

5: De verschillen zijn subtiel, maar door het begroenen een aantal malen te herhalen komt er meer textuur in het landschap.

6: Het weiland voor de loods kreeg extra textuur, maar moest ook nog omheind worden. Gaatjes werden geboord om de palen te kunnen plaatsen.

7: De draden tussen de palen hoeven niet nagebootst te worden, want die zijn op schaal net iets dunner dan een mensenhaar. Tussen een afrastering groeit altijd hoog gras omdat daar niet gemaaid wordt. Insmeren met houtlijm en opnieuw strooien dus.

8: Het gras werd aangebracht met een pincet.

9: Na enkele dagen vond ik dat er toch nog meer textuur moest komen, dus werd de lijmkwast weer gehanteerd en het pincet ter hand genomen.

10: Met de stofzuiger een paar centimeter boven het oppervlak werden vezeltjes rechtop gezet en het restant weggezogen.

11: Een grasmat van Polák Models werd in delen opgelijmd om een wild stukje woekerstruweel na te bootsen.

12: Langs de verhoogde losplaats groeit ook gras tussen de stenen, evenals hier en daar tussen de straatklinkers.

13: De maïs wordt geleverd op strookjes van twintig planten.

14: De top van een maïsplant doopte ik eerst nog in houtlijm en vervolgens in een potje met meegeleverd strooisel.

15: Er moesten heel wat gaatjes geboord worden om de maïs vervolgens met een pincet te kunnen planten.

16: Het maïsveld is gereed.

17: Met een prikpen werden gaatjes gemaakt om de kool te kunnen planten. Nog een hekje en de moestuin is klaar.