Auteur: Len de Vries

Om te beginnen moet mij maar meteen van het hart dat ik geen hout van fotograferen weet, modelbanen fotograferen is het enige fotografische trucje dat ik ken en ik heb het mijzelf moeten leren. Ik kan de techneuten onder ons dan ook vrijwel niets vertellen over de juiste, wetenschappelijk verantwoorde fototechniek, maar zal u uitleggen hoe ik mijn foto’s maak en dat is vrij eenvoudig.

Scherptediepte
Het grootste probleem waarmee je te maken krijgt bij het fotograferen van modellen is het scherp krijgen van zoveel mogelijk objecten op de foto. Dit wordt scherptediepte genoemd. De opening in het diafragma in de lens moet zo klein mogelijk zijn. In de fotoliteratuur heet deze opening apertuur (Engels: aperture, vandaar de A op de instelknop van een camera).

Een eenvoudige vuistregel: hoe kleiner het gaatje in het diafragma, des te scherper de foto. Om onduidelijke redenen wordt dit uitgedrukt in f-stops. Hoe hoger het cijfer achter de f des te scherper zal de foto worden. Bij f 4 is bijna alles onscherp, bij f 22 of f 32 zijn perfecte modelfoto’s te maken.

Bij (de meeste) compactcamera’s is de f-stop niet in te stellen, bij GSM’s ook niet. De lens van spiegelreflexcamera’s laat zich wel instellen. Meestal tot f 22, maar f 32 komt ook voor. Wat overigens niet wil zeggen dat je met een compactcamera of een GSM geen goede foto’s kunt maken, het kan onder een aantal voorwaarden wel. Later hierover meer.

Statieven
Aangezien een klein gaatje weinig licht doorlaat worden naarmate de f-stop oploopt de belichtingstijden langer. Enkele seconden tot een minuut is mogelijk. Aangezien dit niet uit de hand kan, dient de camera op een statief te staan.

Voor fotograferen op een statief moet de tijdontspanner of een afstandsbediening gebruikt te worden om trillingen tijdens het afdrukken te voorkomen. Heb je een gietijzeren Manfrotto-statief van twintig kilo, dan is dit waarschijnlijk niet nodig, maar met mijn goedkope, niets wegende, met ijzerdraad aan elkaar gehouden statiefje wel.

Ik gebruik een Nikon D3100 met standaard lens, die samen een jaar of vijf geleden € 350,- kostten. De D3100 is zo’n beetje de goedkoopste spiegelreflex, maar ik heb geen klachten over het apparaat. Bijkomend voordeel is dat hij na beschadiging relatief goedkoop te vervangen is, want apparatuur die meegaat naar beurzen krijgt het af en toe hard te verduren.

Tip: Camera instellen (A-knop op toestel) op een zo hoog mogelijke f-stop (f 22 is zeer bruikbaar, lager wordt moeilijk).

Fotokwaliteit instellen
De ISO-instellingen kennen we nog van de oude diafilms, hoe lager het nummer des te minder ruis (spikkels) op een foto. Laat je de camera zijn werk automatisch doen, dan kiest hij meestal een hoog getal om de sluitertijd te verkorten. Dit resulteert in ruis, en dat willen we dus niet.

Tip: ISO op 100 of 200 instellen. Ook de fotokwaliteit is instelbaar. Het ordinaire JPEG (eventueel fijn) is voldoende. RAW is voor mensen die heel veel aan fotobewerking willen doen. Een JPEG-foto kunnen we in Rail Magazine zonder problemen op twee pagina’s afdrukken.

Tip: Instellen op JPEG (fijn).

Zonder flitsen
Zij die mij wel eens op een beurs hebben zien rondsjokken hebben ongetwijfeld de flitsers en paraplu’s gezien die ik gebruik. Het heeft niet veel zin hier erg diep op in te gaan, want de meesten onder u zullen geen flitsinstallatie willen aanschaffen. Da’s ook niet echt nodig. Bovendien leveren mijn flitsers tijdens beurzen en op zolders door hun grootte ook de nodige logistieke problemen op.

Wat je echter beslist niet moet gebruiken is de ingebouwde flits op de camera. Hiermee slaat de foto dood, omdat de schaduwen van voren en niet van opzij komen. Er zal dus een statief en bestaand licht gebruikt moeten worden.

Daglicht heeft een bepaalde kleur. Verlichting boven modelbanen wil hier nog wel eens van afwijken. De witbalans van de camera werkt meestal in de  automatische stand uitstekend. Bij sommige camera’s is nog een en ander handmatig te regelen. Aangezien ik kleurenblind ben laat ik de kleurcorrectie aan een collega over.

Tip: De witbalans van de camera op automatisch zetten.

Tip: Plaats om bewegingen tijdens lange opnamen te voorkomen de camera op een statief (eventueel met tijdontspanner of afstandbediening).

Compositie
Hier kan ik niet veel over vertellen, dat gaat bij mij volledig automatisch. Wat in ieder geval helpt is de camera op een zo laag mogelijk standpunt zetten, wat ik maar het Preiser-perspectief genoemd heb. Let op storende elementen zoals verlichting boven de baan, hoeken in de achtergrond of de rand van de baan.

Heb je rustig de tijd om thuis je eigen modelbaan of diorama te fotograferen, dan is veel mogelijk met de plaatsing van materieel en auto’s. Een automodel dat het beeld inrijdt geeft meer diepte dan een model dat het beeld uitrijdt.

Met de plaatsing van treinen is ook veel te doen. Zorg er bij bovenleiding voor dat een loc tussen de portalen staat en niet door een mast in tweeën gesneden wordt. Je kunt de camera ook in de modelbaan zetten voor een echt Preiser-perspectief. Het recept hier is: veel foto’s maken en verder gaan met wat bevalt. De foto’s kosten tenslotte niets en je hebt direct resultaat.

GSM’s en tablets
Tijdens Neurenberg hebben we als test enkele foto’s gemaakt met een Samsung Galaxy S6. Deze waren goed bruikbaar als je “plat fotografeert”.

Treincelebrity Hagen von Ortloff fotografeert op beurzen met een iPad en mailt zijn foto’s direct naar kantoor, waar ze terwijl hij nog op de beurs is op zijn site of Facebook gezet worden.

Verlang bij dit soort foto’s niet teveel scherptediepte, maak “platte” foto’s. Dus een locmodel in profiel lukt wel, maar als het 45 graden naar de camera gedraaid is wordt het moeilijk. Preiser-perspectief is ook bijna niet mogelijk. Dan moet je een hoog standpunt kiezen.

In ieder geval dient de autofocus-functie uitgezet te worden. Autofocus herkent wel het verschil tussen drie en vier meter, maar niet tussen dertig en veertig centimeter. Bij scènes stel ik meestal scherp op het voorste één derde van het landschap, bij afzonderlijke modellen ergens op het eerste kwart van een model. Na een paar proeffoto’s weet je waar je op de verschillende punten van een scène of model moet scherpstellen om zoveel mogelijk in focus te krijgen.

Buitengebeuren
Laten we ervan uitgaan dat u rustig uw eigen modelbaan of diorama wilt fotograferen en niet op een beurs tussen het publiek gaat stunten. Om te beginnen kun je een diorama buiten zetten met een achtergrond er tegenaan, in direct zonlicht of op een licht bewolkte dag (voor zachtere schaduwen) en waarschijnlijk zullen de foto’s heel behoorlijk worden. Buiten fotograferen heeft het voordeel dat de kleur van het licht altijd correct is.

Harde schaduwen op een zonnige dag zijn niet altijd mooi. Je kunt ze oplichten door licht op je diorama te laten weerkaatsen met een simpele plaat piepschuim. Dit is overigens een “echte” fototechniek; er zijn zelfs speciale statieven waar je platen piepschuim op kunt prikken. Voor een prijs zijn er natuurlijk ook (opvouwbare) reflectieschermen te koop, maar piepschuim werkt uitstekend.

Een nadeel van buiten fotograferen is dat de resultaten niet herhaalbaar zijn. Een uur later kan het licht zo veranderd zijn dat je foto’s een compleet andere uitstraling hebben. Ik heb ook een keer meegemaakt dat een model van een buiten opgesteld diorama af waaide, wat ook niet echt wenselijk is.

Met kunstlicht
Een modelbaan op zolder is een ander geval. Hier kun je rustig de tijd nemen om alles zo uit te lichten en op te stellen als je wilt. Bevalt het bestaande licht boven de baan niet, dan kun je fotolampen aanschaffen. Vroeger waren dit uiterst kostbare en kwetsbare dingen die zo heet werden dat ze een model konden laten smelten (is mij een keer overkomen…). Ze hadden ook een zeer beperkte levensduur.

Dankzij ledtechniek wegen moderne fotolampen weinig, geven geen warmte af en zijn betaalbaar. Voor € 50,- heb je een ledfotolamp die je hele leven meegaat. Met twee lampen kun je bijna alles fotograferen op modelbouwgebied wat je maar wilt. Op pad om te fotograferen kun je een lamp op accu’s meenemen; die hou je gewoon in je hand tijdens het afdrukken.

Meestal zet ik de lamp met de meeste lichtopbrengst recht boven een scène. Lager van links of rechts opzij komt dan het “invullicht” dat de schaduwen wat minder hard maakt en zorgt voor wat leven in de foto. Bij het gebruik van bureaulampen of halogeenspots moet je op de kleurbalans letten en misschien de kleur in de bewerking aanpassen.

Bewerken
Allereerst moet ik stellen dat een onbewerkte digitale foto niet bestaat. Foto’s bewerken doe ik pas sinds een paar jaar; daarvoor deed een van de opmaakcollega’s dit werk. Het is een tamelijk lang proces en ik leer nog steeds bij. Dit in tegenstelling tot het fotograferen, wat na twintig jaar en een kleine 500 modelbanen volledig automatisch gaat (Len afstellen in fotostand). Foto’s voor een tijdschrift moeten worden bewerkt, naden in de achtergrond weggehaald, schaduwen op de achtergrond ook. Het moet er gewoon zo mooi mogelijk uitzien.

Photoshop is het favoriete bewerkingsprogramma van fotografen, maar duur. Je kunt het tegenwoordig niet eens meer kopen, maar moet het huren. Ik werk met een oeroude versie (2.3) die alles heeft wat ik nodig heb.

Er is ook een “light” versie die Photoshop Elements heet en waar je 98 procent van wat ik met een foto doe kunt uitvoeren. Voor minder dan € 100,- kun je hiermee aan de slag.

Er is nog een dozijn andere bewerkingsprogramma’s die allemaal ongetwijfeld bruikbaar zijn. Hoe meer uren je er in steekt, hoe beter het resultaat. Er zijn tijdschriften en (beginners) handboeken voor Photoshoppers. Ik heb heel veel geleerd van simpele boekjes uit een witte boekenwinkel met titels als Landschappen digitaal fotograferen. Dat is tenslotte wat wij doen, alleen zijn het miniatuurlandschappen.

Welk programma je ook gebruikt, de meest gebruikte functies zijn:

– Verscherpen

– Uitsnijden

– Contrast / licht / donker, kleurcorrecties

– Om achtergronden en naden bij te werken: het stempelgereedschap

Basiskennis
Het maken van modelfoto’s was gezien de stand van de techniek nog nooit zo gemakkelijk en met een relatief simpele camera zijn uitstekende resultaten te behalen. Wie de negen punten die hiervoor beschreven zijn volgt moet bijna vanzelf bruikbare foto’s krijgen.

Samenvatting

1 Camera instellen (A-knop op het toestel) op een zo hoog mogelijke f-stop (f 22 is zeer bruikbaar, lager wordt moeilijk)

2 ISO-waarde instellen op 100 of 200

3 De belichtingstijd op automatisch zetten

4 De witbalans op automatisch zetten

5 JPEG (fine) is goed genoeg als fotokwaliteit

6 Niet de ingebouwde flits gebruiken

7 Camera op statief; tijdontspanner of afstandsbediening gebruiken

8 Autofocus uitschakelen

9 Een zo laag mogelijk standpunt kiezen

 

Teksten bij foto’s:

1: Camera ingesteld op f 4 en scherpgesteld op het NS-embleem.

2: Dezelfde foto bij f 22. Duidelijk scherper.

3: Foto met ingebouwde flitser; camera op f 22. Alles is wel scherp, maar doodgeslagen door het schelle licht van voren. Ook ontstaan harde slagschaduwen op de achtergrond.

4:Een foto van een Rocky Rail NS 6400 gemaakt met een GSM (Samsung Galaxy S6). Als het model plat van opzij gefotografeerd wordt is alles scherp.5:Wanneer het model onder een hoek van 45 graden gefotografeerd wordt is een groot deel van het model onscherp.

6:Een opname in Preiser-perspectief van Hans Louvet’s Klütz op On traXS!, gemaakt met de Samsung Galaxy S6.

7:Ongeveer dezelfde scène gemaakt met een spiegelreflexcamera en diafragmaopening f 22. De flitsers werden gebruikt voor de verlichting. De foto is niet bewerkt.

8:Onbewerkte foto van Kaloonga, gemaakt met bestaand licht. We hadden er even niet aan gedacht dat de Andreaskruisen aan de “verkeerde” kant van de weg moeten staan. Oeps.

9:De bewerkte foto: Uitsnede gemaakt aan de onderzijde, verscherpt, kleur, contrast en licht aangepast, en de Andreaskruisen verplaatst naar de juiste plek.